Een volgend verhaal van Jaap Kranenborg

Het leven komt langzaam weer op gang in de stad, de corona-restricties worden versoepeld. Voor de thuisblijvers weer een aardig verhaal van Jaap Kranenborg.

Tachtig grutto’s.

Het is half mei en ik sta met gemengde gevoelens te turen naar foeragerende grutto’s in een bij vogels en vogelaars populair plasdras-gebiedje. Ik tel er minstens tachtig.

Eind februari stonden ze er ook, met honderden tegelijk op dit weilandje in Ouderkerk aan de Amstel, pal naast de A9,  dat door een boer elk jaar in februari onder water wordt gezet, waarna het binnen de kortste keren vol staat met water- en weidevogels op voorjaarstrek. Dat  is al vanaf het eerste moment zo. Vogels hebben kennelijk hun eigen sociale media. Het doet me altijd een beetje denken aan een truckerscafé vol langeafstandschauffeurs. Het zou me niet verbazen als het een van de rijkste vogelgebieden per vierkante meter in Nederland is, dit Landje van Geijsel, genoemd naar de onvolprezen boer. Als natuurbeleving een beetje armzalig met die snelweg vlakbij, maar als vogelervaring een waar hoogtepunt.

In februari was het officieel nog winter, maar het voorjaar trekt zich steeds minder aan van door ons getrokken datumgrenzen. Het weer leek nog te weifelen, maar met de aankomst van de grutto’s was het startschot voor de lente definitief gelost. En hoe! De grutto’s baltsten er  fladderend als vlinders lustig op los en al hadden ze een reis van duizenden kilometers achter de rug, ze bruisten van positieve energie, ze hadden er echt zin in, als kinderen die zich verzamelen voor een langverwacht schoolreisje.  Dat hun grietto-grietto amper boven de verkeersherrie uitkwam leek ze niet te deren.  Ik voelde me getuige van een feestje waar de aanvang werd gevierd van een nieuw seizoen vol goede hoop: nog even toasten op de veilige aankomst, elkaar een goed broedseizoen toewensen en dan ieder naar zijn eigen broedgebiedje!

En nu staan er dus weer grutto’s. Door mijn verrekijker zie ik ze rondstappen in al hun kwetsbare pracht, op die breekbare ranke poten van ze. Hun sprietige snavels splitsen zich in twee nóg dunnere helften tijdens het roepen van hun eigen naam, al spreken ze die iets anders uit dan wij.

Dat de grutto is verkozen tot Nationale Vogel is niet vanwege het oranje verenpak, maar uit wanhoop. Nederland is één van de belangrijkste broedgebieden en als  ze hier verdwijnen zijn ze elders ook foetsie. Als Nationale Vogel krijgen ze misschien wat meer aandacht, hoopt men, want welk land laat nou z’n Nationale Vogel uitsterven? Wie laat überhaupt een vogel uitsterven..?

Grutto’s worden gemiddeld een jaartje of elf, maar er zijn individuen die meer dan het dubbele halen. Heel veel paren komen een leven lang elk jaar helemaal uit Afrika om hier te broeden zonder er ooit in te slagen een volwassen nakomeling voort te brengen. Tja, en als dat te lang duurt, zijn ze echt weg.

Nu, in mei, is de stemming bij de grutto’s een stuk minder uitbundig dan in februari. Er valt deze keer ook weinig te vieren, want hun aanwezigheid duidt op alwéér een mislukt broedseizoen. Omdat er onvoldoende voedsel was, omdat de kuikens niet konden vluchten voor de maaimachines of doordat predatoren de laatste jongen hebben weggehapt.

Veel vogelsoorten proberen het gewoon een tweede keer als het eerste legsel niet is gelukt, maar daarmee moet je bij de grutto’s niet aankomen. Eén legsel per seizoen, daar zijn ze nogal rechtlijnig  in. Sommige grutto’s vliegen na een mislukt broedsel linea recta terug naar het zuiden, anderen komen eerst nog even bij elkaar alvorens te vertrekken. Zoals deze tachtig exemplaren. 

Laatst, tijdens een vogeltelling  probeerde een grutto mij met oorverdovend gegrieto te verjagen, zijn snavel trok net geen scheiding in mijn haar. Even later zag ik een gruttopaar een fel maar hopeloos gevecht voeren met een stuk of acht kauwen die het op hun kroost hadden voorzien. Nee, aan de grutto’s ligt het niet. Maar dat wisten we allang. Het ligt aan een bodemgebruik dat ze de ruimte niet gunt.

Dat is de reden dat ze er nu al weer staan. Ze doen me denken aan gedesillusioneerde fans die op het vliegtuig naar huis staan te wachten nadat hun dreamteam in plaats van kampioen te worden al in de kwartfinale is uitgeschakeld. Het is nog niet tot ze doorgedrongen dat ze in  een competitie spelen  die ze nooit zullen winnen.

Het zijn er maar tachtig, zeg ik tegen mezelf, misschien staan er half juni wel honderden.  Als dat zo is, als het hier over een maand weer helemaal vol staat, ja, dan is er misschien reden voor een feestje, want dan kunnen het jonge vogels zijn die het wel hebben gered. Dan zou het kunnen duiden op een geslaagd broedseizoen! Dan gaat de vlag uit en vieren we het lentefeest pas echt!

Niet dat er nu geen jonge vogels zijn. Ik zie er genoeg, meerkoetkuikens met hun kleurige koppies en heel veel krakeendjes. Het Landje van Geijsel is ook in mei een heel rijk vogelgebiedje, tientallen tureluurs, allerlei eenden, ganzen en dus tachtig grutto’s. Als je niet beter zou weten…

“Al die mensen! Wat is hier aan de hand?”  onderbreekt een stem mijn bespiegelingen. Ik draai me om, achter me staat een jonge fietser, hij wijst naar de kijkhut iets verderop. Ik had alleen oog voor de grutto’s, maar nu zie ik het ook. Bij de kijkhut staan tientallen vogelaars, opgesteld als een vuurpeloton, de telelenzen in de aanslag. Ik vertel hem over het Landje van Geijsel en de grutto’s.

“Grutto..,” zegt hij zachtjes, “…daar heb ik wel eens van gehoord,… geloof ik.”

“Het is de Nationale Vogel.”

“Oh,  dat wist ik niet…”

“Ik vrees dat alleen vogelaars dat weten.”

“Grutto..,” proeft hij de naam nog een keer, terwijl hij aanstalten maakt om verder te fietsen,  “…grutto klinkt een beetje als dodo.”

 

 

 

Dit bericht is geplaatst in blog, wetenswaardig. Bookmark de permalink.