Aanbevelingen voor provincies en landelijke overheid


Aanbevelingen voor een toekomstbestendige vogelrijke Amsterdamse regio – voor provincies en landelijke overheid

Frank van Groen – Vogelwerkgroep Amsterdam

 

Agrarisch gebied

Veel beleid dat gaat over het agrarisch gebied wordt op Europees niveau bepaald. Er lopen enorme subsidiestromen naar de landbouw. Elke zes jaar worden de uitgangspunten voor het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) in Europa opnieuw vastgesteld. Dat is voor het laatst in 2021 gebeurd. Strijdpunt is altijd hoe groot het deel van de Europese subsidie is dat naar directe inkomenssteun gaat en hoe groot het deel is dat naar vergroening moet gaan. Als een van de meest intensieve productiegebieden van agrarische producten in de wereld en in Europa heeft Nederland in het verleden zoveel mogelijk op de rem gestaan als het gaat om maatregelen om te vergroenen. Toch voorziet het nieuwe GLB in meer mogelijkheden om subsidiestromen te koppelen aan vergroening. Via een zogenaamd NSP (Nationaal Strategisch Plan) kan een lidstaat de landbouw milieuvriendelijker maken. Daarbij worden dier- en milieuvriendelijke bedrijven financieel beloond. Bijvoorbeeld boeren die stroken land langs sloten en andere perceelscheidingen niet meer bemesten, kruidenrijk grasland ontwikkelen en een deel van hun land inrichten ten behoeve van natuur. Afhankelijk van het gebied kunnen dat bijvoorbeeld plas-drasgebieden zijn, houtwallen of kleine landschapselementen als knotwilgen, moerasjes of poelen. Hier kan door overheden volop worden ingezet, ook in Nederland.

Milieuvriendelijke maatregelen in veenweidegebieden kunnen bijdragen aan reductie van uitstoot van broeikasgassen en stikstof en aan de verbetering van de natuurwaarden. Bijvoorbeeld door het verhogen van de waterstand (zodat oxidatie van veengrond zoveel mogelijk wordt voorkomen), door zeer beperkte bemesting met alleen ruige stalmest te stimuleren (geen drijfmest), door later te maaien (bij voorkeur de eerste maaibeurt niet voor 15 juli), door de landbouw grondgebonden te maken (dus geen gebruik van veevoer dat niet op eigen grond is geproduceerd) en door beloning voor milieuvriendelijk beheer (geen subsidie voor productie die milieuschade met zich meebrengt, bijvoorbeeld door gebruik van landbouwgif).

Het verdient aanbeveling de huidige veenweidegebieden niet langer te gebruiken als intensief productiegebied van melk, maar als broodnodige klimaatbuffer en natuurgebied. Met een uitgekiende inrichting en uitgekiend beheer zouden deze gebieden zich kunnen ontwikkelen als broedgebied voor bedreigde Rode-Lijstsoorten als Velduil, Kemphaan, Paapje, Watersnip en Zomertaling.

Intensieve boeren die hun werkwijze niet willen of kunnen aanpassen dienen uitgekocht te worden. Moerasontwikkeling en veenvorming op deze arealen zou kunnen bijdragen aan het noodzakelijke waterbergende vermogen in de omgeving van Amsterdam.

Moerasontwikkeling is niet per se positief voor de resterende weidevogels. Ze zullen er slechts in lage dichtheden voorkomen. Als we redelijke aantallen weidevogels willen behouden zal een op die soorten gericht beheer moeten plaatsvinden. De politiek zal dan wel een verdienmodel voor boeren moeten faciliteren dat dit beheer mogelijk maakt. Alleen dan kunnen kansrijke delen van het veenweidegebied ook voor de klassieke weidevogels een toevluchtsoord zijn. Wat we hier nodig hebben is het boerenbedrijf uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, met als kernbegrippen kleinschaligheid, matige bemesting, extensief grondgebruik, kringlooplandbouw en hooilanden. Als ‘toevallig’ bijproduct kunnen dan streekzuivelproducten in Amsterdam worden afgezet.

Het gebruik van landbouwgif sterk verminderen, is belangrijk om verdere afname van insectenpopulaties te voorkomen. Hier ligt een belangrijke taak voor de landelijke en Europese overheid. Voor verschillende vogelsoorten is de aanwezigheid van voldoende insecten tijdens de hele of een deel van de levenscyclus een belangrijke voorwaarde om te kunnen overleven.

 

Klimaatcrisis

Klimaatverandering vormt op termijn een existentiële bedreiging voor mensen en vogels in de Amsterdamse regio. Omdat de effecten van klimaatverandering nu al in toenemende mate zichtbaar worden, is klimaatadaptatie noodzakelijk. We moeten wel beseffen dat we het dan hebben over symptoombestrijding. Alleen het verhogen van dijken en de aanleg van waterbergingen is onvoldoende om de klimaatcrisis het hoofd te bieden. Echt effectief klimaatbeleid betekent een sterke reductie van de uitstoot van broeikasgassen, dus geen verplaatsing van de uitstoot in tijd en ruimte. Ook zal actief moeten worden gewerkt aan het vastleggen van CO2 uit de atmosfeer door het aanleggen van stadsbossen, moerassen en het opnieuw op gang brengen van veenvorming in onze natuurlijke gebieden.

Het aanpakken van de oorzaken van klimaatverandering kost geld, maar de crisis op zijn beloop laten, zal in de toekomst nog veel meer geld kosten, als geld überhaupt nog kan helpen het tij te keren. Na een flinke regenbui in juli 2021 bedroeg de schade alleen al in Duitsland 30 miljard euro. En bedenk wel, dit is ‘just the beginning’.

 

Klimaatadaptatie

Als gevolg van de zeespiegelstijging is het nodig de waterkeringen zoals dijken op voldoende hoogte te houden en voor de kust zandsuppleties uit te voeren. Door gebruik te maken van natuurlijk processen als verspreiding van zand door zeestromen, opslibbing en groei van oevervegetaties kan de realisatie van dergelijke werken ook gepaard gaan met de ontwikkeling van natuurwaarden. Met vooroevers kan de golfslag op kwetsbare dijkvakken worden verminderd.

Om overtollig regenwater op te kunnen vangen is ook buiten de stad aanleg van voldoende mogelijkheden voor waterberging van belang. Dat speelt vooral bij hoosbuien in de zomerperiode. Het instellen van een natuurlijk peilbeheer, met een hoog winterpeil en een laag zomerpeil, levert capaciteit op voor waterberging. Dat biedt ook kansen aan vogels. In nu intensief beheerde veenweidegebieden kunnen zo natuurwaarden worden hersteld, waardoor weer geschikte habitat kan ontstaan voor broedende weidevogels als Kievit en Grutto.

 

Vermindering uitstoot broeikasgassen

De meest eenvoudige manier om de toename van broeikasgassen in de atmosfeer te verminderen is de uitstoot ervan duur te maken. Dat zal eraan bijdragen dat duurzame alternatieven een stuk sneller zullen worden geïmplementeerd en er veel zuiniger met het gebruik van energie zal worden omgegaan. Dat laatste is nodig, omdat het waarschijnlijk niet haalbaar is om op tijd de hoeveelheid energie die we nu verbruiken geheel op duurzame wijze op te wekken. Met ‘op tijd’ wordt hier bedoeld: de tijd die er nog maar over is om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen.

Om het noodzakelijke draagvlak voor een dergelijke politiek te verkrijgen is een goede uitleg nodig en een eerlijke verdeling van de lasten. Dat betekent dat grote verbruikers per eenheid vervuiling een stuk meer zullen moeten betalen dan kleinverbruikers zoals de spreekwoordelijke bijstandsmoeder. Bij onvoldoende resultaat kunnen periodiek de prijzen van uitstoot eenvoudig worden verhoogd om de doelen minimaal te halen.

Geen enkele sector mag worden ontzien, dus ook de luchtvaart, scheepvaart, industrie en landbouw niet, zoals nu wel het geval is. Subsidie voor vervuiling zou per direct moeten stoppen.

Krimp van de luchtvaartsector zou als gunstige bijkomstigheid hebben dat ruimte ontstaat voor woningbouw en aanleg van groenzones in het noordoostelijk deel van de Haarlemmermeer. Een stevige vlees- en zuiveltaks zal de consumptie van dierlijke producten doen dalen en daarmee de uitstoot van broeikasgassen en stikstof.

Met het terugdringen van alleen de uitstoot van broeikasgassen zijn we er niet. We moeten ook de nu te hoge CO2-concentratie in de atmosfeer verlagen. Door intensief beheerd veenweidegebied, zoals in Waterland, om te vormen tot natuurgebied met natuurlijke moeras- en veenvorming kan een gigantische hoeveelheid broeikasgas worden afgevangen. Hier dient men een hoog en natuurlijk peilbeheer te hanteren om verdere inklinking van de bodem, en daarmee het vrijkomen van extra broeikasgas, te voorkomen. Daarnaast kunnen stadsbossen worden aangelegd om CO2 vast te leggen in duurzame bosbouw. We moeten als stad, gezien de huidige klimaatproblematiek, deze grote kans pakken.

Om de stikstofcrisis en de klimaatcrisis het hoofd te bieden worden de komende jaren vele miljarden uitgetrokken. Een goede besteding van de gelden biedt kansen voor vogels, ook bij Amsterdam. Met de gelden is de vergroting van natuurgebieden mogelijk. Zo kunnen bufferzones rondom Natura 2000-gebieden worden gerealiseerd waarin alleen nog kringlooplandbouw mogelijk is, zonder schadelijke uitstoot van meststoffen en stikstof. Met een transitie naar minder vlieg- en verkeersbewegingen, onder meer door beprijzing, kan niet alleen de uitstoot van schadelijke stoffen verminderen, maar ook de druk op de ruimte enigszins verlicht worden.

Door natuurlijke processen meer kansen en ruimte te geven bij beheer en inrichting van groenzones, natuurgebieden en agrarisch gebied in de Amsterdamse regio kunnen natuurwaarden worden versterkt, kan de stikstofuitstoot worden verminderd en kan klimaatverandering worden tegengegaan. Hier varen op termijn zowel mensen als vogels wel bij.

Daar varen zowel vogels als mensen wel bij