Zou het een succesvolle tocht worden of niet? We waren erg benieuwd toen we met de auto vertrokken om diverse boerenbedrijven ten westen van de Amstel te bezoeken en de nestkasten voor steenuiltjes te controleren. Door toevallige omstandigheden kon ik mee met Daan Buitenhuis en Mark Kuiper. De zon scheen, er stond een flinke bries uit noord maar desondanks was de temperatuur goed. Prettige licht om bij te fotograferen.
Op het eerste adres viel Marks oog onmiddellijk op een adulte steenuil die in een opening van een houten schuur zat, speciaal voor hem gemaakt leek mij. Nadat de boer een ladder had gehaald kon Mark aan de kastinspectie gaan beginnen. De langgerekte kast hing op ongeveer tweeënhalve meter hoog in een boom. Spons in het uitvlieggat en deksel omhoog. De boodschappentas kon meteen aangereikt worden, want er zaten drie pullen in de kast en een spreeuwenveer. Daan had inmiddels zijn vloerkleedje uitgerold en de ringattributen uitgestald. De pullen waren nog erg klein, en braaf, want slechts eentje deed pogingen om weg te lopen. De gewichten lagen rond de 120 gram en aan de vleuggellengte te zien waren de uilskuikens veertien dagen oud. Eentje had zelfs nog moeite zijn ogen open te houden. Geringd en wel zijn ze door Mark weer in de kast gezet. Spons weer uit het uitvlieggat gehaald en het leven kon zijn loop weer nemen. Toen we nog wat met de boer en boerin praatten zat de adulte steenuil weer oplettend in zijn uitvlieggat in de schuurwand. Mark vertelde me op weg naar de volgende boerderij over zijn inspanningen om boerderijerven geschikt te maken voor de steenuil. Er komt nog heel wat bij kijken. De uil broedt in boomholtes of speciale nestkasten die voor hem worden opgehangen. Boomgaarden zijn een goede biotoop, zeker als er schapen zijn om het gras kort te houden. Om voldoende voedsel in de omgeving te krijgen worden houtwalletjes aangelegd waar muizen zich kunnen vestigen. Sloten en poelen worden als het kan van een lage oever voorzien, zodat te water geraakte uiltjes weer op de kant kunnen komen. Verdrinking is een belangrijke doodsoorzaak. Zulke lage oevers trekken met hun begroeiing ook weer allerlei insekten en ander gedierte aan, voedsel voor de uil.
Bij de tweede boer, het bleek een boerin te zijn, heeft deze aanpak duidelijk gewerkt. Voor het eerst zaten er jongen in de steenuilenkast. Misschien dat ergens op dit erf in een boomholte vorig jaar ook al pullen zijn grootgebracht, maar dit jaar staat vast dat er een broedsel is gelukt. Wederom drie jongen, iets groter dan het vorig geringde drietal. Toen we de boerin uiteindelijk spraken was ze blij met het resultaat. Niet iedereen wil overigens steenuilen op zijn erf. Omdat het beschermde vogels zijn zijn er ook allemaal restricties van toepassing als je eens iets wilt veranderen aan de bebouwing of begroeiing van je erf, en daar is niet elke boer van gecharmeerd.
De inspectie van kast nummer drie had nogal wat voeten in aarde. De kast hangt vrij hoog in een boom in een woest begroeid bosje en het kostte nogal wat hoofdbrekens om de ladder goed op te zetten zodat Mark de klim naar boven kon ondernemen. Allereerst werd er een adult uiltje naar beneden gebracht, dat geringd bleek. Uit het ringnummer kon Daan opmaken dat dit steenuiltje als volwassen vrouwtje in 2010 geringd was toen ze bij haar broedsel bij een andere boer in de buurt was aangetroffen. Dit wijfje is dus minstens vier jaar oud, en is in de tussentijd zeker een keer verhuisd. Ook op dit erf waren drie uilskuikens uit het ei gekomen. Al wat ouder, en met een fel karakter, wat boven in de kast al bleek toen Mark in zijn hand gegrepen werd. Ook Daan liep verwondingen op bij het ringen. De uiltjes lagen er in hun boodschappentas prachtig bij: felle wijdopen ogen, klikgeluiden makend met de snavel dreigend open en op de rug gelegen zodat de klauwtjes naar voren uitgestoken konden worden. Echte roofdiertjes. Deze steenuilskuikens waren al drie weken oud, en die ene week ouder maakt een wereld van verschil in grootte en gedrag. De poezeligheid die de jongen van twee weken oud nog hebben is in die ene week volstrekt verdwenen. De vier uilen, moeder in een speciaal linnen zakje, werden weer teruggezet bij de muizenresten, wij sjouwden de grote ladder weer weg en namen afscheid van de boerenfamilie die inmiddels aan de spaghetti zat.
We vingen bot bij boer vier. Of het nou kwam door de aanwezigheid van bunzingen of door iets anders, de kast was leeg. Misschien heeft de steenuil daar ergens anders gebroed, want Mark kon zich herinneren dat in een vorig jaar een nokplaatsje van een schuur favoriet was.
Aan de andere kant van de polder was het weer raak. Mark had ergens in een boomgaard een kast op mogen hangen bij de broer van een van vorig bezochte boeren en we hadden al vernomen dat het succes had opgeleverd. Omdat er niemand thuis was moesten we nog even zoeken naar de precieze plaats van de kast, het geheugen laat het wel eens afweten, en naar een goede ladder. Wijfje steenuil was wel thuis, samen met drie pullen. Zij kreeg net als haar jongen, temidden van de schapen, een ring aangemeten.
Was het een succes? Nou en of! Vijf kasten, vier bewoond, twaalf jongen geringd. En dat allemaal aan één kant van de Amstel, op een ritje van zes kilometer. Onderweg wees Mark nog diverse andere erven aan waar ook steenuilen zitten die in holen broeden. Als je zijn biotoop goed inricht wil de steenuil zich best vestigen en voortplanten, dat is maar weer eens duidelijk geworden. Het hoofd in de schoot leggen of ach en wee roepen heeft weinig zin als je de populatie vooruit wilt helpen. In gesprek gaan met bezitters van erven met een goede potentie is een veel beter idee, en dat is wat Mark doet. Met positieve gevolgen!
Tekst en foto’s: Roely Bos